Fragmenten voor Jacques

Hugo Claus,

1. Jacques zonder weerga

Bijna schreef ik : Collega

(Een term van d’administratie)

Je staat en je statie

vragen om een treffender laudatie.

 

2. Je schrijft zoals ik.

Jij verheldert en ik ploeter.

Jij weet het waarom van de dingen,

die dingen die mij ontgaan

en die ik dus verraad,

want ik ben meestal een apostaat.

(Je ziet : elke lof

gaat over het eigen hinken en stinken)

 

3. Soms vind ik dat mijn vrienden teveel weten

Kennis wordt overmoed

en teveel licht verschroeit

Jij weet veel en wat je weet is goed.

Dus licht ik mij hoed.

4. Soms zie ik mijn personages verschrompelen

tot een miniem gebroed dat beschutting zoekt.

Zij vonden het vaak in de kajuit

van het papieren bootje dat je vouwde,

een recensie die op de golven bleef dobberen.

 

5. Soms – in ons geval –

zijn wij ontsnapt aan die ene kwade wolk die daalde.

De ongeduldige goden staken al hun handen naar ons uit.

Wij zijn ontvlucht

en wonen weer tussen de dwergen

in hun gëadapteerde, gedateerde vormen

(De grandioze miserie van Alighieri

verpakt in een mini serie)

 

6. Die wolken, de onvermijdelijke,

die kwetsuren, de fatale

hebben wij overleefd

en wat wij overleven is geen stilte

(die doet stikken)

maar het geborrel van de samovar

de geeuw van een kat

het ademen van haar.

 

7. Hoe jij in mijn labyrint

met zijn schutterige lachspiegels

iets hebt kunnen horen en zien,

van mijn zonderlinge ziel,

het heeft mijn landschap aangevuld.

8. Dat horen en zien van jou

zoals al onze verschijningen

zal vergaan maar niet eerder

dan er letters blijven leven

(zelfs als aftandse curiositeiten

in kluizen bewaard

als objets trouvés, passés).

 

9. Jacques zonder weerga, Jacques, courage,

in onze streek,

die van de teksten en de tekens

waarin wij beiden zijn beland,

tegen het getater

van ons onnozel theater : Belgenland.

Partager