1. Jacques zonder weerga
Bijna schreef ik : Collega
(Een term van d’administratie)
Je staat en je statie
vragen om een treffender laudatie.
2. Je schrijft zoals ik.
Jij verheldert en ik ploeter.
Jij weet het waarom van de dingen,
die dingen die mij ontgaan
en die ik dus verraad,
want ik ben meestal een apostaat.
(Je ziet : elke lof
gaat over het eigen hinken en stinken)
3. Soms vind ik dat mijn vrienden teveel weten
Kennis wordt overmoed
en teveel licht verschroeit
Jij weet veel en wat je weet is goed.
Dus licht ik mij hoed.
4. Soms zie ik mijn personages verschrompelen
tot een miniem gebroed dat beschutting zoekt.
Zij vonden het vaak in de kajuit
van het papieren bootje dat je vouwde,
een recensie die op de golven bleef dobberen.
5. Soms – in ons geval –
zijn wij ontsnapt aan die ene kwade wolk die daalde.
De ongeduldige goden staken al hun handen naar ons uit.
Wij zijn ontvlucht
en wonen weer tussen de dwergen
in hun gëadapteerde, gedateerde vormen
(De grandioze miserie van Alighieri
verpakt in een mini serie)
6. Die wolken, de onvermijdelijke,
die kwetsuren, de fatale
hebben wij overleefd
en wat wij overleven is geen stilte
(die doet stikken)
maar het geborrel van de samovar
de geeuw van een kat
het ademen van haar.
7. Hoe jij in mijn labyrint
met zijn schutterige lachspiegels
iets hebt kunnen horen en zien,
van mijn zonderlinge ziel,
het heeft mijn landschap aangevuld.
8. Dat horen en zien van jou
zoals al onze verschijningen
zal vergaan maar niet eerder
dan er letters blijven leven
(zelfs als aftandse curiositeiten
in kluizen bewaard
als objets trouvés, passés).
9. Jacques zonder weerga, Jacques, courage,
in onze streek,
die van de teksten en de tekens
waarin wij beiden zijn beland,
tegen het getater
van ons onnozel theater : Belgenland.